Om 8 uur ging de wekker, of eigenlijk mijn vrouw gaf me een flinke por. Snel een kopje espresso voor de nodige cafeïne, spullen pakken en over negenen zat ik met mijn boterhammen met honing in de boemel naar Rotterdam. De treinen sloten niet naadloos op elkaar aan en moest noodgedwongen een half uur wachten op CS. Op het perron zaten en stonden andere lopers in de koude te drentelen.
Op de startlocatie zag alles er goed georganiseerd uit. Na mijn startnummer opgehaald te hebben ging ik inlopen. Ik zag weinig Thoffers: ik signalerende alleen Jeroen met zijn altijd lachende vrouw Gon.
Stipt om 11 uur werd er gestart. Ik stond toevalligerwijs vrij vooraan in de startlinie en 24 seconden na het startschot rende ik met gezwinde spoed over de startlijn. Na wat geduw en getrek nam iedereen zijn posities in. Na een kilometer of drie doemde de eerste serieuze hindernis op: de Erasmusbrug. Dit was na de Lodewijk Pincoffsbrug en de Nassaubrug de derde brug in het parcours. Op “de” brug hoorde ik twee lopers (een dame in een zeer flitsend fel roze tenue) dat ze zo rond de 4:45 per kilometer zouden gaan lopen. Er achteraan dan maar. We gingen richting de Boompjes en Tropicana. De “Dame in Roze” vond het tempo te traag en ging in een hoger tempo lopen. Dilemma: er achter aan of een eigen race lopen? Ik koos voor het laatste. Bij de eerste waterpost kwam ik nog hardhandig in aanraking met een loper die vond dat hij daar abrupt moest stoppen. Het grappige was dat hij vond dat ík moest uitkijken. Handig om in gestage stoet van bijna 2900 lopers midden in de eindeloze rij te gaan stoppen.
In 23:33 kwam ik de eerste vijf kilometer door. In de verte signaleerde ik de dame in Roze weer. “Even aanzetten en ik ben er weer” dacht ik nog. Ik mijn gevoel liep ik de ledematen van mijn lijf af, alleen ik kwam geen centimeter dichterbij. Ik gaf de moed op om “de dame” te gaan volgen. Maar het geluk lachte me toe: ik kwam Robert tegen. Wie? Dat weet ik ook nog steeds niet. Robert voelde zich eenzaam denk ik en zag mij als een ideaal figuur voor zijn wel-en-wee verhalen. Hij vertelde honderd uit over zijn vakanties, hardlopen, de nieuwste schoenen, zijn vrouwtjes bouvier en de “helle klim” van de Van Brienenoordbrug. De moed zakte wederom in mijn schoenen. Ik zit helemaal niet te wachten op een praatgrage vazal en helemaal niet als die van de demotiverende praatjes had. Met directe en indirecte opmerkingen probeerde ik hem nog duidelijk te maken dat ik in stilte wilde genieten van de tocht. Gelukkig dook de lange pukkel van de Van Brienenoordbrug op. Met de instructies van René nog vers in mijn geheugen (kleine stapjes en uit je bovenbenen) demarreerde ik en de “helle klim” werd voor mij een verademing. Ik was de prater kwijt. Net na de brug was het 10-kilometer punt. Ik liep daar in 48:33 voorbij. Nog maar
Plots uit het niets doemde de pink lady weer op. Ik moest ze nu gewoon ‘hebben’. Ik rende en rende. Ik hijgde en hijgde. De een na de andere haalde ik in, behalve de “dame”. We draaiden de Doelstraat op en ik zag in de verte het finishdoek. De laatste serieuze aanzet perste ik uit mijn vermoeide spieren en ik kwam bij dat doek. Het bewuste doek bleek niet de finish te zijn en ik moest nog ongeveer
Sandor Wols